bestem
- be·stem
vervoeging van |
---|
bestemmen |
bestem
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bestemmen
- Ik bestem.
- gebiedende wijs van bestemmen
- Bestem!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bestemmen
- Bestem je?
- Het woord bestem staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- be·stem
bestem
- gebiedende wijs van bestemme
- be·stem
bestem
- gebiedende wijs van bestemme