Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·spreekt

Werkwoord

vervoeging van
bespreken

bespreekt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bespreken
    • Jij bespreekt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bespreken
    • Hij bespreekt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van bespreken
    • Bespreekt!