bespiedde
- be·spied·de
vervoeging van |
---|
bespieden |
bespiedde
- enkelvoud verleden tijd van bespieden
- Ik bespiedde.
- Jij bespiedde.
- Hij, zij, het bespiedde.
- Ik bespiedde.
- ▸ In het groepje dat zij bespiedde gebeurde meer dan op het veld.[1]
- Het woord bespiedde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.