Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·speur·de

Werkwoord

vervoeging van
bespeuren

bespeurde

  1. enkelvoud verleden tijd van bespeuren
    • Ik bespeurde. 
    • Jij bespeurde. 
    • Hij, zij, het bespeurde. 
  2. verbogen vorm van bespeurd, voltooid deelwoord van bespeuren