• be·snijdt
vervoeging van
besnijden

besnijdt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van besnijden
    • Jij besnijdt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van besnijden
    • Hij besnijdt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van besnijden
    • Besnijdt!