besneed
- be·sneed
vervoeging van |
---|
besnijden |
besneed
- enkelvoud verleden tijd van besnijden
- Ik besneed.
- Jij besneed.
- Hij, zij, het besneed.
- Ik besneed.
- Het woord besneed staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
vervoeging van |
---|
besnijden |
besneed