Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·smeur·de

Werkwoord

vervoeging van
besmeuren

besmeurde

  1. enkelvoud verleden tijd van besmeuren
    • Ik besmeurde. 
    • Jij besmeurde. 
    • Hij, zij, het besmeurde. 
  2. verbogen vorm van besmeurd, voltooid deelwoord van besmeuren