Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·schut·ters

Bijvoeglijk naamwoord

beschutters

  1. partitief van de vergrotende trap van beschut
    • Dat is iets beschutters... 

Zelfstandig naamwoord

de beschuttersmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord beschutter