Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·reist

Werkwoord

vervoeging van
bereizen

bereist

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bereizen
    • Jij bereist. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bereizen
    • Hij bereist. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van bereizen
    • Bereist! 

Gangbaarheid