• be·re·gel
vervoeging van
beregelen

beregel

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beregelen
    • Ik beregel. 
  2. gebiedende wijs van beregelen
    • Beregel! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beregelen
    • Beregel je?