Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·re·de·neer·de

Bijvoeglijk naamwoord

beredeneerde

  1. verbogen vorm van de stellende trap van beredeneerd

Werkwoord

vervoeging van
beredeneren

beredeneerde

  1. enkelvoud verleden tijd van beredeneren
    • Ik beredeneerde. 
    • Jij beredeneerde. 
    • Hij, zij, het beredeneerde. 
  2. verbogen vorm van beredeneerd, voltooid deelwoord van beredeneren