beraapte
- be·raap·te
vervoeging van |
---|
berapen |
beraapte
- enkelvoud verleden tijd van berapen
- Ik beraapte.
- Jij beraapte.
- Hij, zij, het beraapte.
- Ik beraapte.
- Het woord beraapte staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
vervoeging van |
---|
berapen |
beraapte