Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·ploeg·de

Werkwoord

vervoeging van
beploegen

beploegde

  1. enkelvoud verleden tijd van beploegen
    • Ik beploegde. 
    • Jij beploegde. 
    • Hij, zij, het beploegde. 
  2. verbogen vorm van beploegd, voltooid deelwoord van beploegen

Gangbaarheid