beparelden
- Geluid: beparelden (hulp, bestand)
- be·pa·rel·den
vervoeging van |
---|
beparelen |
beparelden
- meervoud verleden tijd van beparelen
- Wij beparelden.
- Jullie beparelden.
- Zij beparelden.
- Wij beparelden.
- Het woord 'beparelden' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.