• be·ne·fi·cies

de beneficiesmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord beneficie


vervoeging van
beneficiar

beneficies

  1. aanvoegende wijs tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van beneficiar
  2. gebiedende wijs (ontkennend) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van beneficiar
vervoeging van
beneficiarse

beneficies

  1. aanvoegende wijs tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van beneficiarse
  2. gebiedende wijs (ontkennend) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van beneficiarse