beneemt
- be·neemt
vervoeging van |
---|
benemen |
beneemt
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van benemen
- Jij beneemt.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van benemen
- Hij beneemt.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van benemen
- Beneemt!
- Het woord beneemt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.