benedijden
- Geluid: benedijden (hulp, bestand)
- be·ne·dij·den
vervoeging van |
---|
benedijen |
benedijden
- meervoud verleden tijd van benedijen
- Wij benedijden.
- Jullie benedijden.
- Zij benedijden.
- Wij benedijden.
- Het woord benedijden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.