benagelden
- Geluid: benagelden (hulp, bestand)
- be·na·gel·den
vervoeging van |
---|
benagelen |
benagelden
- meervoud verleden tijd van benagelen
- Wij benagelden.
- Jullie benagelden.
- Zij benagelden.
- Wij benagelden.
- Het woord 'benagelden' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.