bemuur
- be·muur
vervoeging van |
---|
bemuren |
bemuur
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bemuren
- Ik bemuur.
- gebiedende wijs van bemuren
- Bemuur!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bemuren
- Bemuur je?
- Het woord 'bemuur' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.