• be·me·ter
vervoeging van
bemeteren

bemeter

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bemeteren
    • Ik bemeter. 
  2. gebiedende wijs van bemeteren
    • Bemeter! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bemeteren
    • Bemeter je?