bemeter
- be·me·ter
vervoeging van |
---|
bemeteren |
bemeter
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bemeteren
- Ik bemeter.
- gebiedende wijs van bemeteren
- Bemeter!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bemeteren
- Bemeter je?
- Het woord bemeter staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.