• be·mat·te
vervoeging van
bematten

bematte

  1. enkelvoud verleden tijd van bematten
    • Ik bematte. 
    • Jij bematte. 
    • Hij, zij, het bematte. 
  2. aanvoegende wijs van bematten
  3. verbogen vorm van bemat, voltooid deelwoord van bematten