bemachtigt
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: bemachtigt (hulp, bestand)
Woordafbreking
- be·mach·tigt
Werkwoord
vervoeging van |
---|
bemachtigen |
bemachtigt
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bemachtigen
- Jij bemachtigt.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bemachtigen
- Hij bemachtigt.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van bemachtigen
- Bemachtigt!