• bel·len·blaast
vervoeging van
bellenblazen

bellenblaast

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bellenblazen
    • ... dat jij bellenblaast. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bellenblazen
    • ... dat hij bellenblaast.