Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·ligt

Werkwoord

vervoeging van
beliggen

beligt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beliggen
    • Jij beligt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beliggen
    • Hij beligt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van beliggen
    • Beligt! 

Gangbaarheid