beligt
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- be·ligt
Werkwoord
vervoeging van |
---|
beliggen |
beligt
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beliggen
- Jij beligt.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beliggen
- Hij beligt.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van beliggen
- Beligt!
Gangbaarheid
- Het woord 'beligt' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.