beleert
- be·leert
vervoeging van |
---|
beleren |
beleert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beleren
- Jij beleert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beleren
- Hij beleert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van beleren
- Beleert!
- Het woord beleert staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.