• be·leert
vervoeging van
beleren

beleert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beleren
    • Jij beleert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beleren
    • Hij beleert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van beleren
    • Beleert!