• be·le·den
vervoeging van
belijden

beleden

  1. meervoud verleden tijd van belijden
    • Wij beleden. 
    • Jullie beleden. 
    • Zij beleden. 
  2. voltooid deelwoord van belijden
83 % van de Nederlanders;
73 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be