beleden
- be·le·den
- vervoeging van belijden: de stam met de uitgang -en, zonder ge- vanwege voorvoegsel (is gelijk aan de onbepaalde wijs) maar met een klinkerwisseling ij-ee (/ɛi/ - /e/)
vervoeging van |
---|
belijden |
beleden
- meervoud verleden tijd van belijden
- Wij beleden.
- Jullie beleden.
- Zij beleden.
- Wij beleden.
- voltooid deelwoord van belijden
- Het woord beleden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "beleden" herkend door:
83 % | van de Nederlanders; |
73 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be