belandden
- be·land·den
vervoeging van |
---|
belanden |
belandden
- meervoud verleden tijd van belanden
- Wij belandden.
- Jullie belandden.
- Zij belandden.
- Wij belandden.
- ▸ Het gedeelte waar ze nu belandden, was het domein van de opgroeiende jeugd.[1]
- ▸ In de provincie Flevoland was het glad op de Gooiseweg tussen Almere en Zeewolde. Meerdere auto's belandden in de berm. Een van de auto's eindigde na een glijpartij op de kop in een greppel. De bestuurder is naar het ziekenhuis gebracht.[2]
- Het woord belandden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ “All-inclusive” (2006), A.W. Bruna Uitgevers , ISBN 90-229-9182-2
- ↑ Weblink bron “Waarschuwing voor gladde wegen ingetrokken” (DO 23 DECEMBER 2021), NOS