belag
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- be·lag
Werkwoord
vervoeging van |
---|
beliggen |
belag
- enkelvoud verleden tijd van beliggen
- Ik belag.
- Jij belag.
- Hij, zij, het belag.
- Ik belag.
Gangbaarheid
- Het woord belag staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.