Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·laagt

Werkwoord

vervoeging van
belagen

belaagt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van belagen
    • Jij belaagt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van belagen
    • Hij belaagt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van belagen
    • Belaagt!