Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·kroop

Werkwoord

vervoeging van
bekruipen

bekroop

  1. enkelvoud verleden tijd van bekruipen
    • Ik bekroop. 
    • Jij bekroop. 
    • Hij, zij, het bekroop. 
     Ze negeerde het onheilspellende gevoel dat haar bekroop en zette door.[1]

Verwijzingen