Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·knor·de

Werkwoord

vervoeging van
beknorren

beknorde

  1. enkelvoud verleden tijd van beknorren
    • Ik beknorde. 
    • Jij beknorde. 
    • Hij, zij, het beknorde. 
  2. verbogen vorm van beknord, voltooid deelwoord van beknorren