Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·knab·bel·den

Werkwoord

vervoeging van
beknabbelen

beknabbelden

  1. meervoud verleden tijd van beknabbelen
    • Wij beknabbelden. 
    • Jullie beknabbelden. 
    • Zij beknabbelden. 

Gangbaarheid