Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·kladt

Werkwoord

vervoeging van
bekladden

bekladt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bekladden
    • Jij bekladt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bekladden
    • Hij bekladt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van bekladden
    • Bekladt!