• be·jaagt
vervoeging van
bejagen

bejaagt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bejagen
    • Jij bejaagt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bejagen
    • Hij bejaagt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van bejagen
    • Bejaagt!