Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·jaag·de

Werkwoord

vervoeging van
bejagen

bejaagde

  1. enkelvoud verleden tijd van bejagen
    • Ik bejaagde. 
    • Jij bejaagde. 
    • Hij, zij, het bejaagde. 
  2. verbogen vorm van bejaagd, voltooid deelwoord van bejagen

Bijvoeglijk naamwoord

bejaagde

  1. verbogen vorm van de stellende trap van bejaagd

Gangbaarheid