behoorden
- be·hoor·den
vervoeging van |
---|
behoren |
behoorden
- meervoud verleden tijd van behoren
- Wij behoorden.
- Jullie behoorden.
- Zij behoorden.
- Wij behoorden.
- ▸ Deze landen behoorden namelijk tot de nieuwe bestemmingen in de reismarkt.[1]
- Het woord behoorden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.