behoef
- be·hoef
vervoeging van |
---|
behoeven |
behoef
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van behoeven
- Ik behoef.
- gebiedende wijs van behoeven
- Behoef!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van behoeven
- Behoef je?
- Het woord behoef staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.