behaagde
- be·haag·de
vervoeging van |
---|
behagen |
behaagde
- enkelvoud verleden tijd van behagen
- Ik behaagde.
- Jij behaagde.
- Hij, zij, het behaagde.
- Ik behaagde.
- Het woord behaagde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
vervoeging van |
---|
behagen |
behaagde