• be·grijpt
vervoeging van
begrijpen

begrijpt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van begrijpen
    • Jij begrijpt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van begrijpen
    • Hij begrijpt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van begrijpen
    • Begrijpt! 
     U begrijpt dat mijn schoondochter een moeilijke periode doormaakt.[1]
     'Nee, haar privéleraar in Franse conversatie, ze was daarmee begonnen om voor alle talen het hoogste cijfer te krijgen en wilde extra aan haar Frans werken, ging steeds regelmatiger naar de stad, belde naar huis om te zeggen dat ze bij vriendinnen bleef slapen, ja je begrijpt het wel.[2]