• be·graas
vervoeging van
begrazen

begraas

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van begrazen
    • Ik begraas. 
  2. gebiedende wijs van begrazen
    • Begraas! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van begrazen
    • Begraas je?