• be·goo·chel·de
vervoeging van
begoochelen

begoochelde

  1. enkelvoud verleden tijd van begoochelen
    • Ik begoochelde. 
    • Jij begoochelde. 
    • Hij, zij, het begoochelde. 
  2. verbogen vorm van begoocheld, voltooid deelwoord van begoochelen