Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·glaas·de

Bijvoeglijk naamwoord

beglaasde

  1. verbogen vorm van de stellende trap van beglaasd

Werkwoord

vervoeging van
beglazen

beglaasde

  1. enkelvoud verleden tijd van beglazen
    • Ik beglaasde. 
    • Jij beglaasde. 
    • Hij, zij, het beglaasde. 

Gangbaarheid