begeurde
- be·geur·de
vervoeging van: | begeuren… |
begeurde
vervoeging van |
---|
begeuren |
begeurde
- enkelvoud verleden tijd van begeuren
- Ik begeurde.
- Jij begeurde.
- Hij, zij, het begeurde.
- Ik begeurde.
- Het woord begeurde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.