Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·geer·de

Werkwoord

vervoeging van
begeren

begeerde

  1. enkelvoud verleden tijd van begeren
    • Ik begeerde. 
    • Jij begeerde. 
    • Hij, zij, het begeerde. 
  2. verbogen vorm van begeerd, voltooid deelwoord van begeren