beduchtten
- Geluid: beduchtten (hulp, bestand)
- be·ducht·ten
vervoeging van |
---|
beduchten |
beduchtten
- meervoud verleden tijd van beduchten
- Wij beduchtten.
- Jullie beduchtten.
- Zij beduchtten.
- Wij beduchtten.
- Het woord 'beduchtten' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.