• be·doel·de

bedoelde

  1. verbogen vorm van de stellende trap van bedoeld
vervoeging van
bedoelen

bedoelde

  1. enkelvoud verleden tijd van bedoelen
    • Ik bedoelde. 
    • Jij bedoelde. 
    • Hij, zij, het bedoelde. 
     Gaandeweg werd het haar echter duidelijk wat Denise precies bedoelde.[1]
  2. verbogen vorm van bedoeld, voltooid deelwoord van bedoelen