Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·dis·sel·de

Werkwoord

vervoeging van
bedisselen

bedisselde

  1. enkelvoud verleden tijd van bedisselen
    • Ik bedisselde. 
    • Jij bedisselde. 
    • Hij, zij, het bedisselde. 
  2. verbogen vorm van bedisseld, voltooid deelwoord van bedisselen