Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·dauw·de

Werkwoord

vervoeging van
bedauwen

bedauwde

  1. enkelvoud verleden tijd van bedauwen
    • Ik bedauwde. 
    • Jij bedauwde. 
    • Hij, zij, het bedauwde. 

Gangbaarheid