• be·cij·fer·de
vervoeging van
becijferen

becijferde

  1. enkelvoud verleden tijd van becijferen
    • Ik becijferde. 
    • Jij becijferde. 
    • Hij, zij, het becijferde. 
  2. verbogen vorm van becijferd, voltooid deelwoord van becijferen