bebroedde
- be·broed·de
vervoeging van |
---|
bebroeden |
bebroedde
- enkelvoud verleden tijd van bebroeden
- Ik bebroedde.
- Jij bebroedde.
- Hij, zij, het bebroedde.
- Ik bebroedde.
- Het woord bebroedde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.